Het ontstaan van de polder
Rond het jaar 800 was het gebied wat nu de Heerhugowaardse polder vormt een veen vlakte. Dat veen kon vroeger in de vorm van turf goed als brandstof worden gebruikt. Net als in andere delen van Nederland is dit veen door de mens toen afgegraven. In die tijd hadden stormvloeden meer vrijspel dan nu. Hierdoor ontstonden er meren op de plaats van deze veenafgravingen. Zo ontstond op de plaats waar nu Heerhugowaard ligt een lagunemeer waar inheemse moerasplanten, rietgewas en vogelsoorten als reiger goed gedijden.
Dit slecht begaanbare gebied, dat toen nog De Waert genoemd werd, werd ontsloten door een weg vanuit Alkmaar via Oudorp en een noordelijke weg via Schoorldam richting Schagen. Slechts bij laag water kon men door De Waert het visserseiland Oterleek bereiken. De Waert werd later de Heer Huygen Waert genoemd dat later weer is verbasterd naar de huidige naam Heerhugowaard. Zowel de namen Heer Huygen Waert en Heerhugowaard verwijzen naar de heer Hugo of Huig van Assendelft die hier in 1296 door de Westfriezen werd verslagen. Hugo van Assendelft was de baljuw van het Hoogwouder- of Overleeker-ambacht en Kastelein van Medemblik.
Door het oprukkende water werden de bewoners van De Waert oost- en westwaarts gedreven. Om deze dreiging het hoofd te bieden besloot men een dijk te bouwen op de plaats waar ooit een lage dijk lag. De komst van deze dijk scheidde het ontstane meer, dat liep van Schagen tot Uitgeest, in twee delen; de Schermer en de Heer Huygen Waert. Deze dijk werd eveneens vernoemd naar de Heer Hugo van Assendelft en ging hiermee de Heer Huygendijk heten, wat later weer veranderde in Huigendijk.
Na twee grote stormen in 1248 verloor de abdij van Egmond veel van haar bezittingen in deze streek. Om ook dit gevaar het hoofd te bieden werd er nu opnieuw een dijk aangelegd. Deze dijk, de Schagerdam, kwam te liggen bij Schagen en maakte onderdeel uit van de grotere Westfriese Omringdijk. Met de komst van de Westfriese Omringdijk werd het merendeel van het oude gewest Westflinge, waar De Waert ook toebehoorde, beschermd tegen een onbeheersbare groei van de ontstane meren.
In de zeventiende eeuw besloten Alkmaarse regenten, in navolging van de Amsterdamse kooplieden die de Beemster, Purmer en Wormer hebben drooggelegd, om ook de Schermer en de Heer Huygen Waert droog te leggen om zo nieuwe landbouwgrond te creëren en tevens Alkmaar te beschermen. In 1625 gaven de Staten van Holland toestemming voor het droogleggen van de polder waarna Gerrit Reinderszoon in 1627 voor fl. 2000,- de eerste molen bouwde in de toekomstige polder. Door bezwaren en bedreigingen verliep de drooglegging minder voorspoedig dan geplant. In 1629 beschikte men over voldoende molens om met de drooglegging te beginnen en in 1631 viel uiteindelijk de polder droog. Op het Alkmaarse stadhuis werd het nieuwe land vervolgens verdeeld onder de initiatiefnemers. Alkmaar en Hoorn krijgen grond in de nieuwe polder en afgevaardigden in het polderbestuur.
Tot teleurstelling van de investeerders viel de kwaliteit van de poldergrond erg tegen. Met 47 molens wordt getracht de grond in de polder droog te houden, maar door de ongelijke bodem blijven velen grondeigenaren zitten met een modderige brij waar geen gewas op wil groeien. In 1674 oppert men zelfs om de polder maar weer onder te laten lopen; het gebied zou rendabeler zijn als viswater. Zover komt het echter niet, maar het duurt nog tot midden in de negentiende eeuw voordat er betere tijden komen voor Heerhugowaard.
Dit slecht begaanbare gebied, dat toen nog De Waert genoemd werd, werd ontsloten door een weg vanuit Alkmaar via Oudorp en een noordelijke weg via Schoorldam richting Schagen. Slechts bij laag water kon men door De Waert het visserseiland Oterleek bereiken. De Waert werd later de Heer Huygen Waert genoemd dat later weer is verbasterd naar de huidige naam Heerhugowaard. Zowel de namen Heer Huygen Waert en Heerhugowaard verwijzen naar de heer Hugo of Huig van Assendelft die hier in 1296 door de Westfriezen werd verslagen. Hugo van Assendelft was de baljuw van het Hoogwouder- of Overleeker-ambacht en Kastelein van Medemblik.
Door het oprukkende water werden de bewoners van De Waert oost- en westwaarts gedreven. Om deze dreiging het hoofd te bieden besloot men een dijk te bouwen op de plaats waar ooit een lage dijk lag. De komst van deze dijk scheidde het ontstane meer, dat liep van Schagen tot Uitgeest, in twee delen; de Schermer en de Heer Huygen Waert. Deze dijk werd eveneens vernoemd naar de Heer Hugo van Assendelft en ging hiermee de Heer Huygendijk heten, wat later weer veranderde in Huigendijk.
Na twee grote stormen in 1248 verloor de abdij van Egmond veel van haar bezittingen in deze streek. Om ook dit gevaar het hoofd te bieden werd er nu opnieuw een dijk aangelegd. Deze dijk, de Schagerdam, kwam te liggen bij Schagen en maakte onderdeel uit van de grotere Westfriese Omringdijk. Met de komst van de Westfriese Omringdijk werd het merendeel van het oude gewest Westflinge, waar De Waert ook toebehoorde, beschermd tegen een onbeheersbare groei van de ontstane meren.
In de zeventiende eeuw besloten Alkmaarse regenten, in navolging van de Amsterdamse kooplieden die de Beemster, Purmer en Wormer hebben drooggelegd, om ook de Schermer en de Heer Huygen Waert droog te leggen om zo nieuwe landbouwgrond te creëren en tevens Alkmaar te beschermen. In 1625 gaven de Staten van Holland toestemming voor het droogleggen van de polder waarna Gerrit Reinderszoon in 1627 voor fl. 2000,- de eerste molen bouwde in de toekomstige polder. Door bezwaren en bedreigingen verliep de drooglegging minder voorspoedig dan geplant. In 1629 beschikte men over voldoende molens om met de drooglegging te beginnen en in 1631 viel uiteindelijk de polder droog. Op het Alkmaarse stadhuis werd het nieuwe land vervolgens verdeeld onder de initiatiefnemers. Alkmaar en Hoorn krijgen grond in de nieuwe polder en afgevaardigden in het polderbestuur.
Tot teleurstelling van de investeerders viel de kwaliteit van de poldergrond erg tegen. Met 47 molens wordt getracht de grond in de polder droog te houden, maar door de ongelijke bodem blijven velen grondeigenaren zitten met een modderige brij waar geen gewas op wil groeien. In 1674 oppert men zelfs om de polder maar weer onder te laten lopen; het gebied zou rendabeler zijn als viswater. Zover komt het echter niet, maar het duurt nog tot midden in de negentiende eeuw voordat er betere tijden komen voor Heerhugowaard.