De polder bevolken
De slechte kwaliteit van de grond in de nieuwe polder maakte dat het oude Heerhugowaard voor lange tijd een armlastige polder werd waar nauwelijks in wordt geïnvesteerd. Zo waren de inwoners voor lange tijd aangewezen op de omliggende dorpen voor bijvoorbeeld een bezoek aan de kerk. Pas in 1869 komt de eerste kerk, een Rooms-katholieke, in de polder. Een jaar later volgt een Nederlands-hervormde kerk.
Waar er ten tijde van de drooglegging van de polder nog gestreden wordt door hoge heren, als admiraal Cornelis Tromp en Cornelis de Graeff, om een plaats als hoofdingeland in het polderbestuur te bemachtigen blijk al snel ook hiervoor de interesse af te nemen.
In de achttiende eeuw blijft de schuldenlast stijgen door het steeds wederkerende en noodzakelijke dijkonderhoud. Ook toen in 1806 Napoleon het Koningrijk Holland tot vazalstaat maakte en in 1810 annexeerde veranderde er weinig. De polder werd slecht beheerd en de inwoners waren te druk met overleven. Onder invloed van de Fransen worden in 1811 het polder- en gemeentebestuur gescheiden. De gemeente Heerhugowaard telde toen ruim 800 inwoners, waaronder twee tappers, twee herbergiers, een bakker, 26 molenaars, een hoefsmid en een kleermaker. In 1854 fuseert de gemeente Veenhuizen met de gemeente Heerhugowaard.
In de tweede helft van de negentiende eeuw keert het tij voor de armlastige polder. De komst van de kunstmest maakt dat ook op problematische poldergrond gewassen willen groeien. In 1866 werd de Middenweg voor het toen enorme bedrag van fl. 62.886,- bestraat. Ook de trein kwam nu de polder in. Tien jaar later werden de molens afgelost door de komst van het eerste stoomgemaal in de polder. In 1924 worden de Heerhugowaarders aangesloten op het waterleidingnet.
Rond het begin van de twintigste eeuw is het polderaanzicht veranderd in uitgestrekte kool- en aardappelvelden. Een situatie die tot het einde van de Tweede Wereldoorlog blijft bestaan. Na de oorlog braken opnieuw onzekere tijden aan en veranderde de teelt van kool en aardappelen naar de teelt van bloembollen.
Waar er ten tijde van de drooglegging van de polder nog gestreden wordt door hoge heren, als admiraal Cornelis Tromp en Cornelis de Graeff, om een plaats als hoofdingeland in het polderbestuur te bemachtigen blijk al snel ook hiervoor de interesse af te nemen.
In de achttiende eeuw blijft de schuldenlast stijgen door het steeds wederkerende en noodzakelijke dijkonderhoud. Ook toen in 1806 Napoleon het Koningrijk Holland tot vazalstaat maakte en in 1810 annexeerde veranderde er weinig. De polder werd slecht beheerd en de inwoners waren te druk met overleven. Onder invloed van de Fransen worden in 1811 het polder- en gemeentebestuur gescheiden. De gemeente Heerhugowaard telde toen ruim 800 inwoners, waaronder twee tappers, twee herbergiers, een bakker, 26 molenaars, een hoefsmid en een kleermaker. In 1854 fuseert de gemeente Veenhuizen met de gemeente Heerhugowaard.
In de tweede helft van de negentiende eeuw keert het tij voor de armlastige polder. De komst van de kunstmest maakt dat ook op problematische poldergrond gewassen willen groeien. In 1866 werd de Middenweg voor het toen enorme bedrag van fl. 62.886,- bestraat. Ook de trein kwam nu de polder in. Tien jaar later werden de molens afgelost door de komst van het eerste stoomgemaal in de polder. In 1924 worden de Heerhugowaarders aangesloten op het waterleidingnet.
Rond het begin van de twintigste eeuw is het polderaanzicht veranderd in uitgestrekte kool- en aardappelvelden. Een situatie die tot het einde van de Tweede Wereldoorlog blijft bestaan. Na de oorlog braken opnieuw onzekere tijden aan en veranderde de teelt van kool en aardappelen naar de teelt van bloembollen.